Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

Wetenschap en andere onzin

Jaaroverzichten komen, merkwaardig genoeg, altijd aan het eind van het jaar. Terwijl er op het laatste moment nog zoveel kan gebeuren -- een zware aardbeving op oudejaarsavond, een extreem koude laatste week die alle hoop op warmterecords de grond inboort, stembiljetten die nog niet geteld zijn. . . Daarom nu, en niet eerder, het eerste jaaroverzicht van dit jaar, de top-tien van hardst-gebakken wetenschappelijke lucht van 2000.

Het Parool, 4 januari 2001

10

Op de tiende plaats het nieuws in november vorig jaar dat een buitenaards object met een kans van maar liefst 1 op 500 zich in het jaar 2030 op aarde zou storten. Volgens Nasa-onderzoeker Don Yeomans zou het object, als het een grote meteoriet bleek, een klap kunnen geven vergelijkbaar met die van een atoombom

Maar, stelde hij de wereldbevolking gerust, er was geen reden voor paniek. Hoezeer hij daarin gelijk had bleek drie dagen later, toen de kansrekening drastisch naar beneden werd bijgesteld -- tot nul. Dichter dan 4,3 miljoen kilometer zou het object niet komen. In 1998 had de Nasa zich ook al eens verrekend; toen werd een speciale procedure ingesteld waardoor dergelijke onaangename aankondigingen voorkomen moesten worden.

9

In maart zorgde de Nijmeegse hoogleraar Carl Figdor bijna voor een nieuwe aids-affaire. Hij meldde iets te enthousiast dat een door hem gevonden eiwit 'ons denken over de aids-infectie zal doen verschuiven'. Als zijn onderzoekster Yvette van Kooyk tijdens de persconferentie niet wat olie op de golven had gegooid, waren er zeker nog ongelukken gebeurd. Figdor meende al bijna een medicijn tegen de gevreesde ziekte in handen te hebben, ried alle aids-onderzoekers aan de door hem ingeslagen weg te volgen, en komt daarmee op de negende plaats.

Ook uit Nijmegen en ook uit maart, dus ex aequo dan maar, zijn collega Lex Cools, die aankondigde de ziekte van Parkinson te kunnen stoppen op grond van enkele experimenten met resusaapjes. Breed werd het nieuws uitgemeten in de dagbladen waarvan de journalisten juist een rondleiding door Cools' lab kregen, maar de thuisblijvers hadden dit keer gelijk: zij brachten het nieuws wat onderkoelder. Cools haalde zich de woede van heel wat academische Parkinson-behandelaars op de hals, en excuseerde zich dat hij niet besefte wat hij had aangehaald.

7

Op zeven: de Duitse onderzoeksgroep onder leiding van Wolfgang Sippell, die de ene onzin aangreep om de andere in de Archives of disease in childhood gepubliceerd te krijgen. Hij vond in november dat de balletjes van jongetjes die plastic luiers droegen, warmer waren dan die van jongetjes met klassieke katoenen luiers. En dat kon heel goed verklaren, zei hij in een adem door, waarom de zaadkwaliteit van de man zo omlaag gaat. Dat de zaadproductie van de jongetjes pas tien jaar na de laatste luier op gang komt, leek er niet toe te doen, evenals het feit dat niemand weet wat de beste temperatuur voor balletjes is. En hij vergat dat van een dalende zaadkwaliteit bij de westerse man helemaal geen sprake is.

6

Op een verdiende zesde plaats de aankondiging eind juni van de complete ontcijfering van het menselijk genoom, door de bekende onderzoekers Clinton en Blair. Dat het nieuws vooral de introductie van een nieuwe betekenis van het woord 'compleet' was, mocht de pret voor hen en de media niet drukken. Op het moment van de aankondiging dat de mens 'had geleerd wat het was om mens te zijn', was nog geen kwart van de ontcijfering van het menselijk DNA voltooid volgens de tevoren afgesproken normen. Twintig procent is 'bijna af' zonder dat duidelijk is wat dat betekent, en de rest verdient amper de veelgebruikte term 'kladversie'. Nog los van het gedeelte dat voorlopig niet gelezen kan worden.

Zelden boog de wetenschappelijke nauwkeurigheid zo diep voor commerci‘le belangen en public relations: de bedoeling was slechts, te laten zien dat voortaan eendrachtig aan 'het boek des levens' gewerkt zou worden. Inmiddels is de vlam alweer in de pan geslagen

5

Op de vijfde plaats vinden wij het ministerie van Landbouw en Visserij, dat iedereen de stuipen op het lijf joeg met de melding, in oktober, dat paling uit het IJsselmeer, en zeker uit de grote rivieren, te veel dioxine bevatte. Dat had minder te maken met de paling dan met een volgens sommige deskundigen onzinnige aanscherping van de dioxine-norm. De steekproef paling uit het IJsselmeer was eigenlijk te klein om stellige uitspraken op te baseren, en van de rivierpaling wist men het alleen nog van vroeger: daar was geen nieuw onderzoek naar gedaan. Kweekpaling werd wel veilig geacht, maar eigenlijk zat daar niet noemenswaard minder dioxine in dan in IJsselmeerpaling. Het ministerie kleedde het natuurlijk voorzichtig in, en zei dat er 'geen gevaar voor de volksgezondheid was', maar dat maakte de zaak alleen maar verwarrender.

Als er geen gevaar is, waarom wordt er dan gewaarschuwd? Niet alleen ging de waarschuwing onvermijdelijk een eigen leven leiden, de consument kon het verschil tussen IJsselmeerpaling en kweekpaling niet maken en de verkoop van paling halveerde.

4

Uit Utrecht kwam in november het proefschrift van mevrouw Enders-Slegers, die meldde dat het houden van huisdieren goed is voor het welzijn van ouderen. Lezing van het proefschrift deed de haren te berge rijzen. Bejaarden met huisdier waren, als er al wat van het onderzoek klopte, eerder minder dan meer redzaam en gingen vaker naar de huisarts. Verder bleek dat twee poesjes die drie weken op een zaal demente bejaarden werden gezet, ervoor konden zorgen dat de bejaarden misschien wat minder knikkebolden dan op de andere zaal. Klassieke flut, maar in Utrecht kan men er kennelijk op promoveren -- de doctor en de universiteit verdedigden zich niet en hielden zich muisstil.

3

Op drie de Canadese onderzoeker Robert Sinclair, die wilde laten zien dat het Amerikaanse stembiljet dat zoveel stof had doen opwaaien wetenschappelijk aantoonbaar verwarrend was. Aanvankelijk mislukte die opzet -- zijn studenten hadden er geen enkele moeite mee -- maar toen hij aan gehaast, winkelend publiek vroeg om even mee te spelen en net te doen alsof het even ging stemmen, maakten waarachtig 4 van de 53 mensen die een butterfly ballot kregen een fout en stemden op de verkeerde. 'Hetgeen twijfel kan doen rijzen aan de geldigheid van de uitslag van Palm Beach County.'

Dat het belangrijke wetenschappelijke tijdschrift Nature het onderzoek aanvaardde en binnen de kortste keren publiceerde, doet nog veel meer twijfels rijzen.

2

Gestegen met stip, toch nog op de tweede plaats, de Consumentenbond, die waarschuwde dat kinderen geen Franse appels moesten eten omdat er bestrijdingsmiddelen op zaten. Wat de bond in het geheel niet vermeldde, was dat een kind van bijvoorbeeld tien jaar, zeker tien appels achter elkaar moet eten om een kans op overschrijding van de scherpe Amerikaanse normen te maken. Dat is geen voorlichting, dat is bangmakerij.

De stijging naar de tweede plaats op de ranglijst wordt veroorzaakt door het ontoereikende weerwoord van de bond in het jongste nummer van de Consumentengids -- alleen daarom al is het goed jaaroverzichten niet voor het eind van het jaar te maken. De bond meent stellig dat er in Nederland elke dag 25.000 kinderen zijn die drie tot zes appels eten, en voegt er in een valse draai aan toe: 'Of moet er soms een bordje bij: kinderen maximaal twee per dag?' Niet twee appels, tien appels! Daar hoef je, zelfs als het gevaar reëel zou zijn, toch niet voor te waarschuwen? Er zijn in Nederland geen kinderen die tien appels op een dag opkunnen, echt niet.

1

Maar op de eerste plaats eindigt dit jaar het nieuws, eerst van de New York Times en dus later in alle andere kranten ter wereld, dat nu ook het ijs op de noordpool aan het smelten is. Dat was, wist de krant op de voorpagina van 19 augustus met fotografisch bewijsmateriaal te melden, in geen vijftig miljoen jaar voorgekomen, in elk geval 'nooit door mensenogen waargenomen'. Als dat geen bewijs voor het opwarmen van de aarde was. . .

Het nieuws was in de wereld gebracht door twee geleerden die een toeristencruise op een Russische ijsbreker leidden -- een paleontoloog en een oceanoloog die ook lid is van de IPCC, het intergouvernementele forum voor klimaatverandering dat rapporten over het opwarmen van de aarde moet opstellen. De twee vonden het zo opmerkelijk dat ze amper ijs tegenkwamen, dat ze er direct foto's voor de krant van maakten. Navraag bij pool-deskundigen leerde al snel dat er altijd ongeveer tien procent open water in het poolgebied is -- de ene keer hier, de andere keer pal bij de noordpool. De wetenschapsredactie van de New York Times kwam op 29 augustus terug op het geval en liet niets heel van het eigen voorpaginanieuws.

Terug naar boven