Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

Linkshandigheid en borstkanker

Krantje

1 oktober 2005

Een van de allereerste verbanden waarnaar epidemiologen, toen hun vak nog jong was, op zoek zijn gegaan betrof de relatie tussen linkshandigheid en borstkanker. De gedachte ligt voor de hand — zowel het ontstaan van borstkanker als links- en rechtshandigheid lijken in verband te staan met blootstelling aan geslachtshormonen in de baarmoeder — en het idee is eenvoudig te onderzoeken. Vergelijk een groep linkshandige vrouwen met een groep rechtshandige, en kijk wie er meer borstkanker krijgt.

Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw verschenen de eerste publicaties hierover, maar die stelden direct teleur. Als er al een verband bestond, zo werd spoedig duidelijk, was het niet erg sterk. In een groot, om niet te zeggen gezaghebbend, overzichtsartikel concludeerde Jennifer Kelsey in 1993 dan ook dat linkshandigheid, als het wat deed, hooguit de kans op borstkanker een beetje verkleinde. Maar wat je daarmee moest, wist niemand.

Sindsdien zijn er nog wel eens wat pogingen ondernomen, maar ook daar kwam eigenlijk nooit wat uit. De wetenschap kent veel doodlopende wegen, en dit was er een.

Wie dat allemaal niet weet, zal begin deze week flink hebben opgekeken van onderzoek uit Utrecht, waarin Petra Peeters en Cuno Uiterwaal beweren 'dat linkshandige vrouwen meer dan tweemaal zo vaak borstkanker voor de overgang krijgen als niet-linkshandige vrouwen.'

Wie dat allemaal wel wist zal trouwens ook flink hebben opgekeken, maar om een heel andere reden. Hier worden immers halfdode, reeds lang verzopen koeien uit de sloot gehaald. En wat nog erger is, de onderzoekers vertellen het er niet bij en doen alsof ze iets heel nieuws te melden hebben. De kranten sprongen er dan ook bovenop — weten zij veel. 'Vaker borstkanker bij linkshandige vrouwen,” meldde de Volkskrant op gezag van het ANP. „Linkshandige krijgt vaker borstkanker voor menopauze,' pakte de NRC uit.

Bij het bevolkingsonderzoek naar borstkanker worden vrouwen niet alleen onderzocht, maar ook over van alles en nog wat ondervraagd — leeftijd, rookgewoonten, aantal kinderen, inkomen, en in Utrecht toch ook maar handigheid. De studie was dus niet speciaal opgezet om het verband tussen linkshandigheid en borstkanker te onderzoeken (daarvoor zou geen subsidiegever geld hebben willen geven). Ook dat vertellen de onderzoekers er niet duidelijk bij, maar ook dat is van belang voor het bepalen van de waarde van het resultaat.

Voor borstkanker als geheel bleek er geen duidelijk verband, en voor borstkanker na de overgang ook niet, maar — goddank — wel voor de kans op borstkanker voor de overgang. Dat verband was zelfs schokkend groot: zoals gezegd, het kwam neer op een meer dan tweemaal zo hoog risico.

Dat is, als we even verder nadenken en rekenen, niet alleen groot, het is zelfs bijna ondenkbaar. Het zou betekenen dat zowat alle moderne borstkankerepidemiologie meteen de prullenbak in kan: het betekent dat meer dan de helft van alle gevallen van borstkanker bij linkshandige vrouwen voor de overgang is toe te schrijven aan hun linkshandigheid. En dat meer dan tien procent van alle pre-menopausale borstkanker in Nederland te wijten is aan linkshandigheid.

Het is eigenlijk te bizar voor woorden. Het effect is zo groot dat het onmogelijk alle onderzoekers in de afgelopen dertig jaar kan zijn ontgaan. Laat staan dat ze aanvankelijk meenden dat linkshandigheid misschien enige bescherming bood tegen borstkanker.

Hier is een evidente toevalsbevinding uit een klein onderzoek uit de context gehaald, uitvergroot en gepresenteerd als baanbrekend nieuwsfeit.

Als het dan toch gepubliceerd moet worden, hoort de lezer op z'n minst een handje geholpen te worden met een korte schets van het voorafgaande. Alleen zo valt de bevinding echt op waarde te schatten. Maar de onderzoekers zeggen alleen dat ooit is geopperd dat geslachtshormonen in de baarmoeder een rol spelen en dat de kwestie voorzover ze konden nagaan nooit in een behoorlijk prospectief onderzoek is uitgezocht.

Dat we weinig geloof aan de toevalsbevinding kunnen hechten, blijkt overigens ook nog uit de tabel die de onderzoekers bij hun artikel geven. Ze laten het de lezer allemaal zelf uitrekenen, maar het komt erop neer dat die vijftig procent (van alle borstkankers onder linkshandige pre-menopausale vrouwen) een schatting is met een vrij ruime marge. Het zou ook slechts 13 procent kunnen zijn, of misschien wel 76 procent. Van enige verhelderende precisie is dus ook geen sprake.

Wat, ten slotte, draagt deze publicatie bij aan de medische wetenschap? Moeten linkshandige meisjes nu rechts gaan schrijven om borstkanker te voorkomen? Of is het dan al te laat, omdat alles reeds in de baarmoeder is bepaald? Of maakt het allemaal niets uit omdat de kans op borstkanker voor de overgang toch miniem is?


E-mailreactie van Cuno Uiterwaal en Petra Peeters, 3 oktober 2005:

In een short report in de BMJ is minder ruimte voor nuance dan u hebt in uw column. Daarom hier een toelichting bij uw bespreking van ons onderzoek over linkshandigheid en borstkanker (Volkskrant 1 oktober j.l.).

Nu 20 jaar geleden hoorde een van onze co-auteurs (PvN) in Boston een voordracht van Norman Geschwind over blootstelling aan hoge hormoonniveau's in de zwangerschap en linkshandigheid. Naar aanleiding daarvan is toen de vraag over linkshandigheid aan de deelnemers in ons onderzoek opgenomen. Prof. Dimitrios Trichopoulos, een authoriteit op het gebied van de epidemiologie van kanker, heeft in 1990 een uitgebreide hypothese over vroege oorzaken van borstkanker gepubliceerd in een gezaghebbende tijdschrift (Lancet 1999;335:939-40). Nog maar 5 jaar geleden heeft zijn groep ook zelf onderzoek naar handvoorkeur en borstkanker gepubliceerd (Epidemiology 2000;11:181-4), mede op grond van methodologische bezwaren tegen vroegere onderzoeken waarnaar u verwijst (bv Eur J Cancer 1991;27:1694-5). Als hun en onze bevindingen zouden inspireren tot meer onderzoek in bv de intrauteriene fase en genetisch onderzoek (Lancet 1992;339:1055-6), zouden wij een goed doel bereikt hebben voor een ernstige ziekte waarvan de oorzaken maar deels bekend zijn. Geen lukrake meting van handvoorkeur dus en een mate van hypothesevorming die menig ander onderzoek ontbeert. Wij hebben 20 jaar na dato een ons inziens nog steeds actuele vraag beantwoord.

Uw enige argument is dat onze bevinding een toevalstreffer zou zijn. Dat is voor geen enkel onderzoeksresultaat uit te sluiten, maar wij analyseerden alleen de hoofdvraag en enkele zeer verdedigbare subgroepen en geven marges van onzekerheid. Ook omdat wij onszelf niet voor de gek willen houden hebben wij niet uit een groot aantal statistische toetsen alleen de toevallig positieve gepubliceerd. Wij hebben dus zelf niets gedaan of gelaten dat bij de kwalificatie toevalstreffer past. Onze voorzichtige conclusie in het artikel is dat onze resultaten een verband tussen linkshandigheid en borstkanker ondersteunen, met volledige inachtneming van de onzekerheid over mechanismen. Onze resultaten tonen inderdaad een sterk verband met een bijbehorende onzekerheidsmarge. Zeker waar de kans op premenopausale borstkanker in uw eigen woorden miniem is, overtuigt het argument dat we dit dan toch allang hadden gezien niet.

Tot slot mag u persifleren op de vraag wat we hiermee moeten, maar we hopen dat u beseft dat dat bij de overgrote meerderheid van onderzoeken later zal moeten blijken. Uw kwalificatie als ongeoorloofde 'presentatie als baanbrekend nieuwsfeit' is vooringenomen en ongenuanceerd.


Ingezonden brief van Hendrien Duijnhouwer, Volkskrant 8 oktober 2005:

In de Volkskrant van afgelopen zaterdag (1-10-'05) uit de heer Van Maanen in de rubriek Twijfel zijn kritiek op onderzoek naar het verband tussen linkshandigheid en borstkanker. Mijns inziens is hier sprake van onjuiste interpretatie en dus onzorgvuldig geformuleerde kritiek.

Eén van de eerste lessen in een (sociaal)wetenschappelijke opleiding is dat correlatie en causaliteit allerminst hetzelfde betekenen. In dit geval: als een verband (correlatie) bestaat tussen borstkanker en linkshandigheid, wil dit niet zeggen dat linkshandigheid borstkanker veroorzaakt (causaliteit). De heer Van Maanen noemt aanvankelijk wel dat zowel linkshandigheid als borstkanker veroorzaakt zouden worden door blootstelling aan bepaalde hormonen, maar duidt vervolgens de resultaten als volgt: 'Het betekent dat meer dan de helft van alle gevallen van borstkanker bij linkshandigheid is toe te schrijven aan hun linkshandigheid. En dat meer dan 10 procent van alle pre-menopauzale borstkanker in Nederland te wijten is aan linkshandigheid'. Hij eindigt het stuk vervolgens honend met de zogenaamde suggestie dat linkshandigen met rechts zouden moeten gaan schrijven.

Met deze onwetenschappelijke kritiek wordt twijfel gezaaid over de wetenschap, zonder dat die degelijk wordt onderbouwd. Onduidelijk blijft hoe we de kwaliteit van het onderzoek van Ramadhani en collega's nu werkelijk moeten waarderen. De Twijfel geldt hier dan ook in eerste plaats de pretentieuze bijdrage van Van Maanen.