Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

Rood vlees

De Volkskrant, 17 maart 2012

Vleeseters mogen dan hufters zijn, ze gaan gelukkig wel eerder dood. Groot nieuws deze week uit de wetenschapsworstfabriek die Harvard Medical School heet: er is een verband tussen de consumptie van rood vlees en sterfte aan hart- en vaatziekte en kanker. Of, zoals NRC Handelsblad bijna triomfantelijk kopte: ‘Rood vlees eten bekort leven’. Het bericht zelf begon al even enthousiast: ‘Wie dagelijks één portie rood vlees vervangt door een portie vis, kip, noten, groente, granen of vetarme melk, verlaagt zijn kans om in het komende jaar te sterven met 7 tot 19 procent.’ Ook andere media lieten zich niet onbetuigd; wie zich nu nog geen zorgen maakt over zijn vleesconsumptie, moet wel van steen zijn.

De wetenschap waarmee het allemaal begon, werd begin maart 2012 gepubliceerd in de Archives of Internal Medicine, en de auteurs zijn bepaald geen onbekenden — onder hen Frank Hu, Meir Stampfer en, natuurlijk, Walter Willett. Zij hebben de data in handen van twee enorme onderzoeken, de Nurses’ Health Study (83.644 vrouwen, vooral verpleegkundigen) en de Health Professionals Follow-Up Study (37.698 mannen, vooral artsen). Uit beide studies was al eens naar voren gekomen dat Amerikaanse gezondheidswerkers die veel vlees eten eerder doodgaan, dus is het logisch dat de onderzoekers bedachten deze onderzoeksgroepen nu eens bij elkaar te zetten. Productie, nietwaar.

De vrouwen worden al sinds 1980 gevolgd, de mannen sinds 1986. Ze houden zelf nauwkeurig bij wat ze eten en drinken, de onderzoekers waar ze aan doodgaan. In die meer dan twintig jaar dat ze gevolgd werden, overleden 23.926 mensen — zowat een op de vijf, veruit de meesten aan iets anders dan hart- en vaatziekten of kanker.

Na veel rekenen en corrigeren concluderen de onderzoekers dat het risico op kankersterfte door elke portie vlees met 10 procent wordt verhoogd, hartsterfte met 16 procent. Een portie is 84 gram, bewerkt rood vlees is bacon, hotdog, worst, salami en ‘ander bewerkt rood vlees’.

De eerste vraag is natuurlijk: 10 procent en 16 procent waarvan? Voor een antwoord moeten we naar de onbewerkte tabellen. Er waren ongeveer 6918 mannen die 22 jaar lang minder dan een halve portie vlees per dag hadden gegeten. Van hen overleden 598 aan kanker, dat is 8,6 procent — 86 van 1000 mannen in 22 jaar. Onder de stugge dooreters, meer dan twee porties vlees per dag, overleden in die periode 107 van 1000 mannen. Dus zeg maar op 1000 mannen 1 man meer per jaar. De cijfers voor hartsterfte lagen in dezelfde orde van grootte, voor vleesminnende vrouwen scheelde het zowat 0,7 sterfgevallen op 1000 per jaar. In totale sterfte maakt het wat meer uit, maar helaas gaan de onderzoekers nou net niet in op de vraag hoe al dat ongezonde vlees verband kan houden met sterfte anders dan aan kanker of hart- en vaatziekten.

De onderzoekers laten de computer ook uitrekenen wat het zou schelen als een vleeseter een portie per dag vervangt door iets anders, en komen dan uit op die 7 tot 19 procent waarmee NRC Handelsblad dreigt — maar dat is natuurlijk niet per jaar, maar in de loop van het hele onderzoek: een half procent per jaar. Als 200 vleeseters twintig jaar lang dagelijks een portie vlees laten staan, doen 199 dat voor niks. Zelfs drie porties minder per week zetten amper zoden aan de dijk.

Amerikanen eten niet alleen veel meer vlees dan Nederlanders, ze eten ook heel anders vlees. Bewerkt vlees betekent daar hamburgers en hotdogs, hier een plakje ham of rookvlees. Daar wordt gebakken tot het vlees zwart ziet, hier houden we meer van saignant. ‘De generaliseerbaarheid is wellicht beperkt tot vergelijkbare bevolkingsgroepen,’ zeggen de auteurs dan ook ergens in een vlaag van bescheidenheid.

Er zijn goede redenen te bedenken om wat minder vlees te eten, maar angst voor kanker en hart- en vaatziekte hoeft daar echt niet bij te zitten.