Van Maanen Hans van Maanen
klikklikklikklik

Chocola maakt slank

De Volkskrant, 31 maart 2012

Als een onderzoeker van de Universiteit van Californië in San Diego het zegt, als het is gepubliceerd in een ‘vooraanstaand’ tijdschrift, als de universiteit een ronkend persbericht wijdt aan de bevindingen en alle grote persbureaus in de wereld het nieuws brengen, dan zal het toch wel goede wetenschap zijn?

Niet als het voedingsonderzoek is. Sterker nog, dan kun je er vrij zeker van zijn dat het fout, flut of flinterdun is. Als het dan ook nog afkomstig is van Beatrice Golomb, gepubliceerd in de Archives of Internal Medicine, en over chocola en afvallen gaat, weet je zeker dat je het meteen kan weggooien.

Niet dat alle media dat deden. ‘Chocola maakt slank’, schreef de Metro. ‘Een beetje chocola maakt dunner’, aldus nu.nl. ‘Chocolade-eters wegen minder dan anderen’, meldden ad.nl en vk.nl opmerkelijk eenstemmig, en Elsevier stond zelfs direct met advies klaar: ‘Afslanken? Af en toe chocola kan helpen’. Aan het gekrakeel op Twitter te oordelen, was dit het beste nieuws van deze week.

De meeste mensen denken bij wetenschap, zelfs bij voedingswetenschap, nog steeds dat uitspraken die daarin gedaan worden, stevig zijn onderbouwd en goed zijn onderzocht. Dus als een wetenschapper beweert dat chocola en slank in één zin passen, verwacht je een keurig opgezette studie waarin bijvoorbeeld een grote groep mensen een paar jaar nauwkeurig gevolgd worden in hun chocoladeconsumptie en hun queteletindex (wat in het Engels ‘BMI’ heet: gewicht twee keer gedeeld door lengte). Dan kun je een verantwoorde uitspraak doen.

De wetenschappelijke werkelijkheid is anders, om niet te zeggen ontluisterender. Golomb vond, in een ver verleden, dat farmaceuten wat al te luchtig deden over de mogelijke psychische bijwerkingen van hun cholesterolverlagers. Daarom zette ze in 2000 de ‘UCSD Statin Study’ op: duizend mensen zouden een half jaar cholesterolverlagers (statines) krijgen dan wel een placebo, en dan zou zij kijken of er verschillen waren in stemming, agressie, geheugen en serotonineniveaus. In 2004 werd de studie afgesloten. Het spijtige is wel, dat ze haar bevindingen nog steeds niet heeft gepubliceerd — je zou haast denken dat de resultaten wat te wensen overlieten.

Maar Golomb heeft de data natuurlijk niet voor niets verzameld, en het zou nog spijtiger zijn om ze te laten verkommeren. Bovendien kan een beetje aandacht nooit kwaad. Vandaar dat er toch af en toe wat uit San Diego naar buiten druppelt. Zoals, deze week, het verband tussen chocola en queteletindex.

De mensen die zouden meedoen aan de UCSD Statin Study moesten vooraf gescreend worden om te zien of ze wel gezond waren. Zo verkreeg Golomb van 975 mensen opgaaf van hun eetgewoonten, lengte en gewicht, gebruik van transvet en verzadigd vet, agressiviteit en depressiviteit, en chocoladeconsumptie. Niets is eenvoudiger dan daar af en toe een statistiekprogrammaatje op los te laten om verbanden te sprokkelen. Geen onderzoek, toch publiceren, en zo kreeg ze haar ingezonden brief (het was zelfs geen echt artikel) in de Archives met de conclusie: ‘Vaker eten van chocola hield verband met lagere queteletindex’.

Dat was alles, maar het was genoeg voor een persbericht compleet met filmpje, krantenkoppen en een hoop getwitter. Hoeveel het werkelijk scheelt, maakt ze nergens duidelijk. De Californiërs aten gemiddeld tweemaal per week chocola, maar sommigen elke dag. Hun gemiddelde queteletindex was 28, zeg maar tien kilo te zwaar.

Drie weken geleden publiceerde Golomb, in een al even vooraanstaand tijdschrift, met dezelfde keiharde data en dezelfde subtiele analyse, over een mogelijk verband tussen agressie en de consumptie van transvet. Al in april 2010 verblijdde ze de Archives met de bevinding dat hogere (en frequentere) chocoladeconsumptie samenhing met meer depressie.

Benieuwd wat er volgende keer weer te genieten valt.