Het brein achter de homoseksualiteit
De affaire-Swaab begon op zaterdag 4 februari 1989 met een interview over hersenen en homoseksualiteit in de wetenschapsbijlage van Het Parool. ‘Hersenen van homo’s anders’, werd het stuk op de voorpagina van de krant aangekondigd.
De vlam sloeg meteen in de pan. Diezelfde middag moest Dick Swaab, hoogleraar neurobiologie aan het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek, voor de radio, en diezelfde avond voor het NOS-journaal, komen uitleggen wat hij precies bedoeld had. Daarna, zo leek het, had niemand het nog ergens anders over. In de twee weken daarop verschenen honderden artikelen in kranten en tijdschriften, iedereen was er vol van. Swaab moest zijn lezingen onder politiebewaking geven, hij werd bedreigd en uitgemaakt voor ‘Mengele’, en een actiegroep kwam bij zijn voordeur demonstreren. Er waren kamervragen.
Het interview in Het Parool ging zo.
‘Ik ken eigenlijk geen harde gegevens waaruit blijkt dat seksuele geaardheid sociaal bepaald is. Hier op het Herseninstituut hebben we echter wél aanwijzingen dat homoseksuele mannen verschillen in de bouw van hun hersenen. Een bepaald deel van de hypothalamus is bij homoseksuelen duidelijk groter dan bij heteroseksuelen. We kunnen natuurlijk nog niet zeggen dat dit de oorzaak van de homoseksualiteit is, maar het opent wel de weg naar verder onderzoek. Het zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waardoor DES-dochters veel vaker homo- en biseksueel zijn, en ook hoe transseksualiteit ontstaat.’
Na een uitleg over de verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen — die op veel onderdelen zijn terug te vinden, onder meer in de hypothalamus, waar de ‘seksueel dimorfe kern’ bij mannen veel kleiner is dan bij vrouwen — komt Swaab op de eigenlijke vondst. ‘We hebben hersenweefsel onderzocht van vijftien homoseksuele mannen die aan aids zijn overleden. Hun seksueel dimorfe kern is even groot als die van andere mannen, maar bij hen is een andere kern, de suprachiasmatische kern, duidelijk groter. Wederom weten we niet wat dit precies betekent, maar het is wel opmerkelijk. Vast staat dat de suprachiasmatische kern, dus de biologische klok, te maken heeft met het ritme van waken en slapen, maar misschien ook met de voortplanting. We weten het niet. Het zou ook nog kunnen dat het een soort samenloop van omstandigheden is, dus dat homoseksualiteit en grotere kern tezamen wijzen op een gemeenschappelijke factor die we nog niet kennen.’
‘Homoseksuelen zeggen altijd dat ze het voelen als iets wat ze overkomt, wat ze op een gegeven moment ontdekken. Wat je moet loslaten is het idee dat het effect van de opvoeding zo heel anders is dan hormonale invloed. Onze hersenen moeten informatie op alle mogelijke gebieden verzamelen en ordenen, en het maakt voor de hersenen niet uit waar de informatie vandaan komt. Een dominante moeder doet de hormoonspiegel dalen, sommige erfelijke aandoeningen ook. Ratten die onder permanente stress worden gezet, krijgen een andere hersenorganisatie dan rustige ratten. Hersenen kunnen niet nagaan of de overmaat aan signalen die ze binnenkrijgen een reactie is op een dominante moeder of een hormonale stoornis: ze veranderen op dezelfde manier, en de gevolgen zijn gelijk.’
In het interview erkent Swaab dat zijn onderzoek zou kunnen worden misbruikt, maar, zegt hij, ‘de kern die wij onderzoeken is zo klein, niet meer dan een kubieke millimeter, dat die wel nooit in levenden lijve zichtbaar zal worden’. En over de vraag of het mogelijk wordt met hormoonpreparaten homoseksualiteit of transseksualiteit te ‘verhelpen’, is Swaab even duidelijk: ‘Nee, dat zal niet kunnen. Hersencellen die afsterven, kunnen niet weer tot leven worden gewekt. Andere cellen in het lichaam kunnen zich herstellen, hersencellen niet. Kernen in de hersenen die weg zijn, kunnen dus niet kunstmatig weer worden vergroot.’
In het NOS-journaal gaf nieuwslezeres Maartje van Weegen die avond blijk van haar ongemak over het onderzoek. Hoewel Swaab trachtte de zaak voor de camera rustig uit te leggen, was de overheersende indruk die hij, ook ‘non-verbaal’, achterliet kennelijk toch te veel die van een lispelende professor Sickbock. ‘Achteraf denk ik dat ik het niet had moeten doen. Je kunt in een paar minuten toch niet overbrengen wat je bedoelt,’ zei hij een aantal jaren later over dat optreden.
De zondag daarop was op de radio vooral de Utrechtse hoogleraar homostudies Rob Tielman aan het woord. Hoewel Swaab al eerder in een twistgesprek op de radio met Tielman had benadrukt dat hij niet had gezegd de ‘oorzaak’ van homoseksualiteit te hebben gevonden, bleef Tielman juist hierop hameren.
De radio- en televisieoptredens in het weekeinde waren waarschijnlijk de belangrijkste bronnen van kennis voor de verdere reacties — de losse verkoop van Het Parool vertoonde geen opmerkelijke piek die zaterdag — en dat was maandag te merken.
Het COC, de belangenvereniging voor homoseksuelen, zei in een persverklaring ‘verbijsterd’ te zijn over het onderzoek. ‘Over de oorzaak van homoseksualiteit wordt immers geen enkel nieuw feit op tafel gelegd,’ aldus het COC. ‘Het gevolg van de publiciteit is dat opnieuw discriminatie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen en negatieve tendenzen rond emancipatie van homoseksualiteit.’ Die verbijstering was toch al wat merkwaardig, want het bestuur van de vereniging had reeds maanden eerder van Swaabs vondst gehoord.
Het landelijk bureau voor homoseksualiteit Schorerstichting, drong er in een open brief aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen — waaronder het Herseninstituut van Swaab viel — op aan zich te distantiëren van het onderzoek. ‘De poging van Swaab om homoseksualiteit opnieuw te medicaliseren, schaadt ieders belang, in het bijzonder dat van mannen en vrouwen die gebruik maken van onze diensten. Dat dit discriminatie in de hand werkt is te illustreren aan het vervangen van ‘homoseksueel’ door bijvoorbeeld ‘joods’ of ‘zwart’.’
PPR-Kamerlid Peter Lankhorst vroeg minister Deetman van Onderwijs wat die ervan vond: ‘Acht u het wetenschappelijk verantwoord om op grond van onderzoek op 15 aan aids overleden mannen enige conclusie te trekken met betrekking tot de oorzaak van homoseksualiteit?’
De voorpagina’s van de kranten waren er maandag vol van. ‘Belangenorganisaties van homo’s verbijsterd over hersenonderzoek’, meldde de Volkskrant. ‘Homoseksualiteit te zien in hersens’, schreef De Telegraaf. ‘Verbijstering over onderzoek homo’s’, aldus Trouw, en op een binnenpagina: ‘Ophef verbaast Swaab’.
‘COC verbijsterd over onderzoek hersencellen’, en ‘Tielman: onderzoek is bijzonder onkies’, aldus NRC Handelsblad. Ook deze krant liet direct Swaab zelf aan het woord onder de kop ‘Niets bijzonders aan onderzoek van hersenen homo’s’.
In de dagen daarna verschenen in alle kranten beschouwingen, commentaren en overwegingen. Radio en televisie konden amper worden aangezet of iemand had het over Swaab. De meeste krantenartikelen, zo kan achteraf worden vastgesteld, waren betrekkelijk neutraal van toon — de sympathie lag overwegend aan de kant van Swaab. Het hoofdredactionele commentaar van Trouw vroeg: ‘De reacties van verliezers?’ en dat van Het Parool sprak van een ‘Kortzichtige reactie’.
Tielman zette zijn bezwaren het uitgebreidst uiteen in een ingezonden brief in Het Parool. ‘Prof. Swaab heeft mij verzekerd dat hij geen anti-homoseksuele bedoelingen heeft, en ik ben graag bereid hem daarin te geloven. Maar wij moeten mensen niet alleen op hun bedoelingen beoordelen, maar ook op de onbedoelde gevolgen van hun handelen of nalaten.’ ‘Wie wel onderzoek doet naar het ontstaan van homoseksualiteit, maar niet duidelijk maakt tegen discriminatie te zijn of zelfs over ‘verstoring’ of ‘afwijking’ praat, laadt terecht of ten onrechte al gauw de verdenking op zich een verborgen anti-homoseksuele agenda te bezitten. Als Swaab zijn bevindingen eerst eens, zoals gebruikelijk, aan het forum van medewetenschappers had voorgelegd, dan hadden wij hem kunnen wijzen op de wetenschappelijke en maatschappelijke valkuilen waarin hij dreigde te vallen.’
De eerste bijdrage uit de hoek van Swaabs collega-onderzoekers kwam van hoogleraar transseksuologie Louis Gooren van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij schoot Swaab te hulp. ‘We werken al jaren samen en ik ken hem als een nauwgezet onderzoeker. Ik vind ook dat zijn vraag in wetenschappelijk opzicht volstrekt gerechtvaardigd is.’ Maar hij vond anderzijds ook wel begrijpelijk dat de homo-gemeenschap reageerde als door een wesp gestoken. ‘De reactie uit de homowereld is volgens mij het best te vergelijken met een soort allergie. Een bos tulpen doet de meeste mensen niets, maar sommigen reageren er heel heftig op. Zo ook met het medisch-biologisch onderzoek naar seksualiteit. En zeker naar homoseksualiteit. Homoseksuelen zijn allergisch voor het medische model — en begrijp me goed, iedereen heeft natuurlijk recht op zijn eigen vorm van allergie,’ zei hij in een interview woendag 8 februari in Het Parool.
Het waren de schrijvers van ingezonden brieven die zich het meest opwonden. ‘Waartoe deze onzin kan leiden, laat zich gemakkelijk raden: werden vijftig jaar geleden schedelvormen aangedragen om Unterrassen van Herrenrassen te onderscheiden, daar wordt nu de schedelinhoud misbruikt om ‘volgens de natuur’ homo’s van hetero’s te onderscheiden,’ aldus een briefschrijver in Het Parool. ‘Onderzoek naar verschillen tussen homo- en hetero-hersenen kan daarom beter achterwege blijven,’ aldus een psycholoog in de Volkskrant. ‘Maar minstens zo belangrijk is het om lieden als Swaab aan te pakken op hun quasi-wetenschappelijkheid, heteroseksuele geborneerdheid en ideologische bevangenheid,’ aldus een criminoloog, eveneens in de Volkskrant.
Nadat ook alle Hollandse columnisten hun mening hadden opgeschreven, was bijna iedereen na een week wel aan het idee gewend. De verbijstering dat seksuele voorkeur op de een of andere manier terug te vinden is in de hersenen, ging snel over.
Mensen hebben enige tijd nodig om te bekomen van de schrik. De wetenschap schrijdt deels ook in stilte voort, en als dan onverwachts een bevinding naar buiten komt van een vooruitgeschoven post, is de schok groot. Iets vergelijkbaars trad op aan het eind van de twintigste eeuw op bij de eerste klonen, bij de ontwikkeling van genetisch gemanipuleerde dieren en bij allerlei andere ‘doorbraken’. Onderzoekers die er al lange tijd mee bezig waren, zagen weinig bijzonders, maar het publiek moest erg aan het idee wennen. De reacties gaan op zo’n moment meer via het ruggenmerg dan via de hersenen, en wie handig is kan dan snel een hetze laten ontstaan. Uiteindelijk blijkt meestal dat de wetenschap verder is dan men dacht maar niet zo ver als men vreest.
Opmerkelijker is veeleer hoe snel gemoederen weer tot bedaren komen. Tekenaar Peter van Straaten maakte op maandag nog voor Vrij Nederland een nijdige tekening van een homo die het schedeldak lichtte voor Swaabs instituut — ‘Petje af voor het NIH!’ — maar zag al op donderdag in Het Parool de lol ervan in — ‘Wim heeft ook zo’n grote hypothalamus, hè Wim?’
In het weekeinde na de eerste publicatie demonstreerde een tiental actievoerders nog wel voor Swaabs woning met als motto ‘Dick snij in je eigen pik’ en probeerde de Amsterdamse socioloog Gert Hekma de fakkel van Tielman over te nemen — ‘Swaabs onderzoek, samen te vatten als de neurologische studie van vruchtwatervervuiling, wijst niet op een neutraal uitgangspunt’ — maar de grootste opwinding was toen al voorbij: het waren verder vooral universiteitsbestuurders en gepensioneerde hoogleraren die de week daarop in de kranten nog een duit in het zakje wilden doen.
Tielman verklaarde in een interview met NRC Handelsblad de volgende zaterdag, op 18 februari, over de biologische component van homoseksualiteit: ‘Op dit punt sta ik binnen homostudies nog het dichtst bij Swaab.’ Zijn kritiek, zei hij, was vooral ‘methodologisch’, hij was ‘juist een groot voorstander van de vrijheid van onderzoek’.
Als het vuur toen nog niet uit was, gooide minister Deetman er dat weekeinde definitief een emmer water over met de beantwoording van de vragen van Kamerlid Lankhorst. ‘De Minister van Onderwijs en Wetenschappen spreekt in ons bestel geen oordeel uit over het wetenschappelijk zijn van wetenschappelijk onderzoek. Dit is overgelaten aan het onderzoeksveld dat hiertoe zowel inhoudelijk als qua infrastructuur is uitgerust.’
En nog een week later durfde zelfs de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen zich in de affaire te mengen, en zei president David de Wied in een interview met De Telegraaf ferm: ‘Wat hier is gebeurd mag zich nooit meer herhalen.
Swaabs naam en zijn ‘hersenkwabje’ werden door de tweeweekse affaire uit 1989 onuitwisbaar in het Nederlandse collectieve geheugen gegrift. In een interview in Opzij in 2001, precies twaalf en een half jaar later, ging het er ook meteen weer over. Swaab erkende dat hij het toch ook wel leuk vond om af en toe een steen in de vijver te gooien, en hij vatte zijn vondst zelf nog even samen: ‘Bij de homo’s ging het erom dat voor het eerst een verschil in hersenstructuren genoemd werd als mogelijke oorzaak van homoseksualiteit. Het lijkt mij nogal rustgevend dat er dus geen sprake is van dominante moeders, slappe vaders of een ziekelijke afwijking die te genezen zou zijn. Gewoon ontstaan tijdens de vroege ontwikkeling van de mens, net zoals het man- of vrouwzijn.’
Verantwoording. Mijn interview met Swaab, eveneens onder de kop ‘Het brein achter de homoseksualiteit’, verscheen op 4 februari 1989 in Het Parool. Het portret van het herseninstituut waarin Swaab zijn bevindingen uit de doeken deed, ‘Wij zíjn onze hersenen’, was geschreven door Liesbeth Koenen en verschenen in het Akademienieuws van december 1988, p. 2-4. Ik werd door een oude studievriend, Nero Matthias, op het mogelijk belang ervan gewezen.
Het journaalfragment met Maartje van Weegen en een interview over de affaire met Swaab is vastgelegd op een videoband over wetenschapsvoorlichting van Peter Vermij en Jan Vink, Voor een groot publiek, gemaakt voor wat nu de Stichting Weten. in Utrecht, heet. Dat Swaab het nooit weer zou doen, zei hij in een interview met Elsevier op 3 oktober 1992.
Rob Tielman kon in 1989 wel enige positieve aandacht gebruiken: juist een jaar daarvoor werd hij in een artikel in de Haagse post (16 januari 1988) afgeschilderd als ‘homopaus’ die ‘wordt gevreesd en gehaat om zijn mateloze ijdelheid’ en ‘de homostudies monopoliseert’.
Het interview met De Wied stond op 25 februari 1989 in De Telegraaf.
Het interview van Opzij met Swaab, ‘Anorexia is een hersenziekte, geen psychische kwaal’, verscheen in het nummer van oktober 2001.
Uit: Echte mannen willen niet naar Mars (Amsterdam, Atlas/Contact: 2002, p. 53-60).